afb.
Wachtmeester bij de Marechaussee, cipier van Abe Lenstra in kampioenscompetitie‘John’, galmt het wanneer BVV-trainer Charles Jackson nieuwe instructies nodig acht. ‘John’ - Jan Remmers - is zijn satelliet op het veld. Hij is behalve verlengstuk van de trainer in het elftal van BVV ook de loper op het middenveld, de tweede centrumverdediger wanneer de defensie versterking nodig heeft én hij is een geschikte bewaker van Abe Lenstra. Later zal Jan Remmers de lessen van Charles Jackson ook succesvol in de praktijk brengen als trainer-coach van onder meer NEC, FC Den Bosch en RKC. ‘Dash’ - inspiratie - is het sleutelwoord dat Jan Remmers uit het jargon van Charles Jackson als trainer uitdraagt. Zijn lengte geeft hem overwicht. Jan Remmers is als speler geen verfijnde technicus, wél een atleet die in 1941 als 18-jarige achtste wordt in de plaatselijke Jeroen Bosch-loop. Stabilitas is zijn eerste voetbalclub, het is de club van de Broeders van Dongen die hun leden recruteren uit onder meer het tehuis voor weesjongens in de Keizerstraat. In een keurig katholiek gezin vinden pa en ma Remmers dat Stabilitas dé aangewezen club is voor hun zoon. Het veld van Stabilitas ligt aan de Van Grobbendoncklaan, grenzend aan het polderlandschap De Vliert, dat nog niet is bebouwd. ‘Daar moesten we ons omkleden in een kleedkamer met voor iedereen een eigen hokje met een doek ervoor’, vertelt Jan Remmers later.Stabilitas, opgericht in 1921, speelt in de rooms-katholieke voetbalbond IVCB en wordt in juni 1939 opgeheven. Jan Remmers speelt vervolgens een jaar bij Wilhelmina en zoekt daarna zijn heil bij Zwaluw VFC (Vught), dat hij medio 1941 verruilt voor BVV. Zijn debuut in het eerste elftal, als rechtsbuiten, volgt pas in september 1943, enkele dagen voordat hij 21 jaar wordt. ‘Hij was stellig niet de minste’, schrijft De Telegraaf na de wedstrijd Eindhoven - BVV (1-0). Een automatische eerste keus is Jan Remmers niet meteen. In oktober 1946 vraagt Jan Remmers daarom met zijn clubgenoten Harrie Weber Toon Ritmeijer, Jan van Stippent en Hendrik Emans overschrijving aan naar tweedeklasser Wilhelmina. Een half jaar later zetten alleen de laatste twee hun ‘verhuizing’ door. Jan Remmers krijgt gaandeweg een vastere plaats bij BVV. Hij speelt afwisselend als rechtsbuiten en rechtsbinnen en vindt uiteindelijk zijn plekje als (verdedigend) rechtshalf. In die rol maakt Remmers naam als hij het nationale idool Abe Lenstra moet schaduwen. In de competitie om het landskampioenschap van 1948 krijgen de cipierdiensten van Remmers veel aandacht bij de twee wedstrijden tussen BVV en Heerenveen. Zulke speciale opdrachten zijn nog tamelijk ongewoon in de tijd van het amateurvoetbal. Tegen de geest in binnen het Nederlandse voetbal heeft Charles Jackson eerder het stopperspilsysteem doorgedrukt bij BVV. De persoonlijke dekking door Remmers van Abe Lenstra past evenmin in de gangbare Nederlandse opvattingen. Een jaar eerderheeft Thijs Sluiter die taak uitgeoefend. Hij moet nu toekijken met een gebroken been, opgelopen in de eerste wedstrijd van de kampioenscompetitie tegen PSV. Als Abe Lenstra zich op 9 mei één keer aan de bewaking van Jan Remmers kan onttrekken, willen diverse kranten hun gelijk halen. Daarmee is ‘een hiaat in het systeem bloot gelegd’, vooral omdat daaruit de winnende goal van Heerenveen resulteert (1-0). ‘Zorg om Lenstra veroorzaakt hiaat in Bossche eenheid’, luidt de kop in dagblad De Tijd, dat verder schrijft: ‘Wat één man of beter gezegd, wat diens reputatie in een wedstrijd waard kan zijn, is in de spannende ontmoeting tussen de Friese en Bossche kampioenen maar al te duidelijk gebleken. In deze hel van spanning, zowel binnen als buiten de lijnen, dreef aan beide kanten de hele machine om Abe Lenstra. De Friezen hadden uiteraard opnieuw alle hoop gesteld op hun virtuoos, die al zovele malen een doorslaggevende rol in hun belangrijkste wedstrijden had gespeeld. De Bosschenaren van hun kant waren met het heilig voornemen naar het hoge Noorden gekomen deze Abe schaakmat te zetten, en daarmee een der betrouwbaarste pijlers van de Friese victorie te ondermijnen. De Bossche kanthalf Remmers komt de eer toe deze opdracht in de puntjes te hebben vervuld. Abe heeft in deze wedstrijd maar heel, heel weinig kunnen doen. Maar de zorg om Abe sloeg een bres in de eenheid van de Bossche defensie en zodoende was niet Lenstra, maar het gevaar dat men van hem duchtte, beslissend voor het resultaat.’ ‘Remmers, Lenstra’s tweede ik’, oordeelt het dagblad De Waarheid over de tweestrijd: ‘BVV’s aanval was er volkomen uit. Deze zwakte werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door het wegvallen van rechtshalf Remmers als verbindende schakel tussen verdediging en aanval. Remmers had de taak Lenstra te schaduwen! Zo serieus kweet de Bosschenaar zich van zijn taak dat hij Abe zelfs niet uit het oog verloor toen er even gestopt moest worden voor een gewonde speler. Ware Abe achter het doel omgelopen, Remmers zou gevolgd zijn... Tien minuten voor het einde van de eerste helft kwam Abe’s doelpunt. Met zo’n akelig precies trapje had hij de bal eerst naar Hofma gestuurd. Hierna zorgde hij door wat voetbalsimsalabim ervoor dat zijn schaduw een paar stappen van hem vandaan ging en kanjerde toen de bal die hij van Hofma had teruggekregen langs Saris (1-0).’ Drie weken later krijgt Abe Lenstra opnieuw speciale bewaking van Jan Remmers. In de return op Heidelust heeft Remmers geen kind aan zijn tegenstander. Lenstra heeft zichtbaar last van en knieblessure en huppelt slechts mee. ‘Abe was er, maar meespelen deed hij niet’, stelt Het Vrije Volk. ‘Laten we ons niet verliezen in beschouwingen over de vraag wat er gebeurd zou zijn als Lenstra op volle kracht had gespeeld. De Friezen moeten zich verbeten hebben hem zo hulpeloos te zien meespelen. Hij voetbalde met een van pijn vertrokken gezicht. Om aan de scherpe bewaking van Remmers te ontkomen en verwisselde hij al gauw met Jonkman van plaats. Maar ook dat hielp niet en toen ging hij ten einde raad maar naar de rechtervleugel.’ Als rechtshalf blijft Jan Remmers een vaste kracht bij BVV totdat in 1954 betaald voetbal wordt ingevoerd in Nederland. Remmers, is dan bijna 32 jaar. Als wachtmeester bij de Marechaussee mag hij geen (officieel) bijbaantje hebben als semiprof. Hij is welkom bij tweedeklasser Schijndel, dat in het voorjaar van 1955 een aanvraag indient om tot het betaald voetbal te worden toegelaten. In juli 1955 is het verzoek van Schijndel afgewezen en zijn de regels voor ambtenaren kennelijk zodanig aangepast dat Remmers zijn werk bij de marechaussee mag combineren met betaald voetbal. Hij keert terug bij BVV. Met BVV bereikt Jan Remmers in 1956 de Eredivisie. Een jaar later neemt hij het aanvoerderschap over van Kees Krijgh, maar met de degradatie in 1958, eindigt de spelerscarrière van Jan Remmers op bijna 36-jarige leeftijd. Hij wordt hulptrainer bij BVV en neemt tevens de jeugdselecties voor zijn rekening. Het blijkt de aanloop naar een succesvolle periode als trainer. Baronie, spelend in de Tweede Divisie betaald voetbal, is in het seizoen 1960-1961 zijn eerste club als hoofdtrainer. In september 1961 verlaat hij de Bredase club al omdat NEC hem meer te bieden heeft. Remmers leidt de Nijmeegse club vanuit de Tweede Divisie naar de Eredivisie. Jan Remmers heeft dan inmiddels afscheid genomen van de Marechaussee. Hij combineert het trainen van een Eredivisieclub met een fulltime, leidinggevende baan op de vestiging van ABN in Den Bosch. Na negen jaar NEC verruilt hij de Eredivisie voor FC Den Bosch, dat in zijn eerste seizoen kampioen wordt van de Eerste Divisie. FC Den Bosch handhaaft zich twee jaar in de Eredivisie. Anderhalf jaar na de degradatie maakt Remmers de weg vrij voor assistent-coach Nol de Ruiter. Zijn werk bij de bank vergt meer tijd terwijl de eisen in het betaald voetbal toenemen. Jan Remmers neemt zitting in het bestuur van de stichting FC Den Bosch. Drie maanden later al laat hij zich verleiden door de ambitieuze amateurclub RKC, dat een plaats in de nieuw gevormde hoofdklasse heeft verworven. Remmers blijft zes jaar actief in Waalwijk, een periode waarin RKC warm loopt voor een avontuur in het betaald voetbal, dat in 1983 zal worden gerealiseerd. Een kampioenschap is voor RKC in de periode-Remmers niet weggelegd, de professionele geest hamert hij er gaandeweg wel in. Vervolgens is hij nog een jaar trainer bij amateur-hoofdklasser Geldrop waarna Remmers het tijd vindt om op bijna 59-jarige leeftijd een einde te maken aan zijn trainerscarrière. Als trainer wordt Jan Remmers geprezen om de wijze waarop hij strakke discipline combineert met een menselijke aapak. Rode draad in zijn trainerspraktijk vormen de lessen van Charles Jackson, zijn leermeester. Jackson heeft hem veel tactisch inzicht bijgebracht. Als oud-atleet hecht Remmers veel belang aan het fysieke aspect. Hij laat de spelers regelmatig met zandzakken op de rug de tribunes op- en aflopen. Tegelijkertijd wil hij één zijn met de spelers. ‘Ik wilde de wedstrijd altijd volgen in trainingspak, tussen mijn jongens. Ik kleedde me ook altijd om tussen de spelers, om te kunnen proeven wat er leefde. Ik heb me ook altijd meer oefenmeester dan trainer gevoeld, aangezien ik die jonge gasten meer te leren had dan alleen het voetbal’, vertelde hij ooit. Op 3 april 2013 overlijdt Jan Remmers op 90-jarige leeftijd in het Jeroen Bosch-ziekenhuis in Den Bosch, na een kort ziekbed. | 183 |
Thys Burgerhof e.a., 75 jaar voetbal wel en wee van BVV (1981) 8, 27, 39
A.L. Mees e.a., Gedenkboek B.V.V. 1906-1946 (1946) 136
Henk Mees, De vergeten kampioen : BVV in 1948 (2024) 6-7, 32, 46, 50, 55, 75, 77, 79, 80, 81, 101, 102, 114, 118, 127, 128, 129, 133, 136, 143, 146, 148, 149, 170, 173, 177, 183-185, 193, 204, 211, 215, 232, 236